Inleiding
De technische uitgangspunten voor de programmabegroting 2025 en meerjarenraming 2026-2028 zijn door de raad vastgesteld bij het raadsvoorstel van de kaderbrief 2025 op 1 juli 2024.
Algemene (financiële) kaders
In het coalitieakkoord Thuis in Meierijstad 2022-2026 zijn als algemene (financiële) kaders opgenomen:
- De algemene financiële huishouding is stabiel en meerjarig sluitend met een daarop aansluitend meerjarig investeringsprogramma. De reservepositie en het weerstandsvermogen blijven op orde conform de financiële verordening.
- De lokale lasten, zoals OZB, blijven zo laag mogelijk. Wat betreft OZB rekenen we de trendmatige verhoging in.
In het collegewerk programma “Thuis in Meierijstad Mijlpalen” (TiMM) 2022-2026 is het financiële uitgangspunt om meerjarig een sluitende begroting te hebben losgelaten vanwege de onzekere rijksinkomsten voor de meerjarenraming. Financieel sluitend voor structurele lasten en baten voor het komende begrotingsjaar blijft vanzelfsprekend het uitgangspunt. Door in het collegewerk programma te werken met plannen van jaar tot jaar kunnen we financieel ingrijpende keuzes maken als de tijd daar rijp voor is.
Voor het opnemen van (nieuwe) ontwikkelingen in de begroting 2025 hanteert het college de volgende uitgangspunten:
- De basis voor nieuwe ontwikkelingen is het collegeprogramma TiMM en het daarbij behorende meerjaren investeringsplan.
- Als dekkingsmogelijkheden geven we mogelijke subsidies, belastinginkomsten en door de raad gewenste beleidsverminderingen/ombuigingen.
Technische uitgangspunten kadernota/programmabegroting 2025-2028
Algemeen
We ramen de lasten en baten op basis van het bestaande beleid, inclusief de besluiten die de raad tot en met juli 2024 neemt. Voor nieuw beleid c.q. gewijzigd beleid neemt het college als startpunt collegewerkprogramma Thuis in Meierijstad Mijlpalen (TiMM).
Algemene uitkering
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is de grootste bron van inkomsten voor gemeenten. Naast stortingen en onttrekkingen vanwege taakwijzigingen kent het gemeentefonds een autonome groei, het accres. Daarmee moeten gemeenten onder andere de stijgende kosten door inflatie, loonontwikkeling en bevolkingsgroei opvangen.
De algemene uitkering is tot en met 2025 gekoppeld aan de rijksuitgaven. Jaarlijks worden de rijksuitgaven aangepast voor loon- en prijsontwikkelingen. Door de koppeling zit een compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen automatisch in de algemene uitkering. Vanaf 2026 gaat deze systematiek veranderen. Het is nu nog onduidelijk hoe de nieuwe financieringssystematiek vorm wordt gegeven. Dit is onder andere afhankelijk van de vorming van een nieuw kabinet.
Wijziging
Het eerdere besluit van het kabinet om de accressen in de jaren 2022 tot en met 2025 "vast te klikken" is gewijzigd. De nieuwe financieringssystematiek is vervroegd van 2027 naar 2024. Het betekent dat de koppeling van het accres aan de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) per 2024 al is ingevoerd. In verband met het vervroegen van de nieuwe financieringssystematiek dalen de accressen voor de jaren 2024 tot en met 2029. Voor 2024 wordt dit volledig gecompenseerd en voor 2025 voor ongeveer 50%. Voor de jaren 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats.
De algemene uitkering ramen we op basis van de Meicirculaire 2024. Als de septembercirculaire 2024 hiertoe aanleiding geeft doet het college voorstellen bij de behandeling van de begroting 2025.
We verwerken een toenemend aantal inwoners als basis voor de berekening van de algemene uitkering
Het uitgangspunt voor de berekening van de algemene uitkering voor de begroting is om het inwonersaantal jaarlijks te laten stijgen met 600 inwoners.
Werkwijze bij taakmutaties
Door wijziging in de taken (taakmutaties) verandert de algemene uitkering. Bij nieuwe taken wordt geld toegevoegd en bij het weghalen van taken bij gemeenten wordt geld uit de algemene uitkering gehaald. We hanteren de volgende uitgangspunten voor taakmutaties in het gemeentefonds:
- Nieuwe middelen voor een bepaald taakveld reserveren we binnen het taakveld Algemene Uitkering tot de eerstvolgende kaderbrief/programmabegroting.
- Op basis van een apart voorstel vindt onderbouwing plaats waarom het geld nodig is binnen dat taakveld.
- Bij de kaderbrief/programmabegroting vindt integrale afweging plaats. Op basis van de integrale afweging zetten we middelen in voor het betreffende taakveld of voegen dit toe aan de algemene middelen.
- Als bestaande middelen geoormerkt zijn, dan oormerken we ook de verhoging/verlaging uit taakmutaties.
Overheveling van budgetten
In de kadernota rechtmatigheid van de commissie BBV staan de manieren die toegestaan zijn voor het overhevelen van budgetten. Wij kiezen voor de mogelijkheid om de uitvoering van de ‘overgehevelde’ activiteiten en bijhorende lasten ten laste te brengen van de exploitatie in het nieuwe jaar. Bij het vaststellen van de jaarrekening van het oude jaar stemt de gemeenteraad in met het overhevelen van de niet aangewende middelen naar het nieuwe begrotingsjaar.
Budgetoverheveling vindt alleen plaats als:
- er een beleidsinhoudelijke noodzaak is om het geld te behouden voor uitvoering in het nieuwe jaar
- er in het nieuwe jaar geen middelen beschikbaar om deze uitgaven te dekken (financiële noodzaak)
- de uitvoering in het nieuwe jaar past binnen de planning van het werkatelier
- de daadwerkelijke realisatie uiterlijk plaatsvindt in het nieuwe jaar d.w.z. er kan één keer budgetoverheveling plaatsvinden
- het over te hevelen budget minimaal € 25.000 bedraagt.
Bovenstaande spelregels zijn niet van toepassing op eenmalige budgetten gekoppeld aan activiteiten uit het collegewerk programma Thuis in Meierijstad Mijlpalen 2023-2026 die meerdere jaren door lopen.
De eenmalige budgetten worden beoordeeld op deze spelregels van budgetoverheveling.
Loonkosten
De huidige cao 2024 loopt tot 1 april 2025. De financiële consequenties hiervan nemen we op. .
De loonkosten van het gemeentelijk personeel berekenen we op basis van de formatie per 1 mei 2024. De ontwikkeling van de loonkosten 2025 (na afloop van de huidige cao) baseren we op de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan 2024, loonvoet sector overheid. De loonkosten ramen we op basis van het maximum van de salarisschaal.
Prijsindexering
We reserveren het bedrag voor prijsstijging op één verzamelbudget binnen het programma 9 Financiële informatie programmaplan onder “overige baten en lasten”. De verwachte prijsontwikkelingen baseren we op verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan (CEP) 2024, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC).
Als prijsstijgingen contractueel zijn bepaald, dan verhogen we het desbetreffende budget met als dekking het verzamelbudget.
Huren en pachten
De huren en pachten die de gemeente in rekening brengt indexeren we met het percentage wat contractueel is bepaald. Wanneer contractueel geen indexering is vastgelegd hanteren we de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan (CEP) 2024, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC).
Subsidies
Het aantal subsidies en de samenstelling baseren we op het desbetreffende subsidiebeleid.
We indexeringen subsidies volgens de algemene subsidieverordening Meierijstad. Hiervoor zijn bepalend de prijsindexen Centraal Plan Bureau (CPB) die in de septembercirculaire 2024 worden opgenomen. Omdat de hoogte van de indexering pas bij de septembercirculaire 2024 bekend is vindt bijstelling van de subsidiebedragen in de begroting plaats bij het eerstvolgende P&C document. De dekking hiervoor is het verzamelbudget (zie prijsindexering).
Rekenrente
De rekenrente (ook voor de grondexploitaties) is gebaseerd op de BBV (notitie rente). Voor de programmabegroting 2025 actualiseren we het percentage. Tot en met 2024 was er voor de toerekening van rente aan grondexploitaties een afzonderlijk verplicht voorgeschreven berekeningssystematiek. Deze vervalt met ingang van de begroting 2025, zodat we nu alleen nog met de rekenrente werken. Voor de meerjarenraming houden we de rekenrente gelijk aan 2025.
Kapitaallasten
We begroten kapitaallasten vanaf het jaar na geplande afronding van het project.
Dit is toegestaan door de toezichthouder met ingang van de begroting 2024.
Onroerende zaakbelasting
De waardebepaling voor woningen en niet-woningen baseren we op waarde peildatum 1 januari 2024. Waarde mutaties compenseren we in het tarief, hierbij blijft de geraamde opbrengst gelijk. De toename van de waarde WOZ als gevolg van nieuwbouw nemen we op als extra inkomsten. Voor de indexering hanteren we de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB) Bron: Centraal Economisch Plan 2024, prijs netto materiele overheidsconsumptie (IMOC).
Tarieven rioolheffing en afvalstoffenheffing
De tarieven voor rioolheffing en afvalstoffenheffing zijn maximaal 100% kostendekkend.
Leges, overige belastingen en overige heffingen
Voor de indexering van leges, overige belastingen en overige heffingen hanteren we de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan (CEP) 2024, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC). Uitgezonderd die situaties waarin maximale kostendekking is gerealiseerd of sprake is van (maximale) doorberekening van rijksleges.
Onvoorziene uitgaven
Jaarlijks ramen we een bedrag voor onvoorziene uitgaven van € 250.000. Dit bedrag kan het college in dat jaar inzetten voor het dekken van incidentele tegenvallers in de exploitatie van bestaand beleid en ter dekking van lasten voor activiteiten die van tevoren niet voorzien zijn, maar die gedurende het begrotingsjaar wel belangrijk zijn. Het college rapporteert bij de bestuursrapportages en de jaarrekening over het verloop en aanwending van deze post.
Grondzaken
Het huidig grondbeleid is situationeel.
We streven er naar dat alle grondexploitaties samen minimaal kostendekkend worden uitgevoerd. Ieder jaar bekijken we welke grondexploitaties we kunnen afsluiten. Een eventueel positief resultaat voegen we toe aan de algemene risicoreserve.
Vervangingsinvesteringen
Vervangingsinvesteringen vragen we opnieuw aan als investering bij de begroting. Voor 2025 vindt inventarisatie plaats van vervangingsinvesteringen. Opnemen van vervangingsinvesteringen 2025 wordt integraal afgewogen bij de begroting 2025.
Verbonden partijen
De bijdragen voor verbonden partijen zijn gebaseerd op de kadernota’s en begrotingen 2025 van de verbonden partijen.